Afgelopen woensdag zaten we in een meubelwinkel om een nieuwe bank te kopen. Omdat het vakantie was, gingen onze kinderen (3 en 9 jaar) mee. Na een lange tijd van rondkijken en het tekenen van de bestelformulieren, zei de jonge verkoper iets wat me aan het denken zette: “Mooi om te zien dat jullie kinderen zich gewoon vermaken zonder scherm. Dat kán dus gewoon?!” Hij klonk oprecht verbaasd. En hij was niet de eerste. In een restaurant kregen we onlangs een soortgelijk ‘compliment’.
Van uitzondering naar norm
Maar eerlijk gezegd voelt het voor mij helemaal niet als een compliment. Wat me zorgen baart, is dat het steeds minder normaal lijkt dat kinderen zich zonder scherm kunnen vermaken. Ongeduldig wiebelen, nieuwsgierig rondkijken, vragen stellen—het lijkt alsof dit gedrag steeds vaker als storend wordt gezien. Alsof kinderen vooral stil en onzichtbaar moeten zijn. Tegelijkertijd willen we dat ze zich goed ontwikkelen en zichzelf kunnen zijn. Maar hoe kunnen ze dat als ze zo weinig ruimte krijgen om te ontdekken?
Het feit dat wij complimenten krijgen omdat onze kinderen gewoon aan tafel spelen en zich bezighouden met hun omgeving, laat zien hoe ver de norm is verschoven. Spelen, dagdromen en observeren lijken steeds meer de uitzondering te worden. Terwijl juist dát is hoe kinderen leren en zich ontwikkelen.
Je ziet het overal
Het is je misschien wel eens opgevallen, je ziet het overal: peuters in kinderwagens met een tablet op schoot, achter in de auto naar een scherm kijken in plaats van naar buiten, kinderen die door een speeltuin lopen met een telefoon in de hand, een gezin in een restaurant waar iedereen opgaat in zijn eigen scherm. Natuurlijk begrijp ik het. Voor 100% zelfs. Schermen zijn verleidelijk, makkelijk en altijd een snelle oplossing voor verveling, ongeduld of een driftbui. Maar terwijl we ongemak proberen te voorkomen, ontnemen we kinderen ook iets heel waardevols: de kans om te kijken, te ontdekken en zich te verwonderen.
De wereld heeft nooit gebrek aan wonderen, alleen aan verwondering – G.K. Chesterton
Als mijn peuter gillend op de vloer van de supermarkt ligt—omdat ze niet het snoep kreeg dat ze graag wilde—sta ik daar niet bepaald juichend ‘wat fijn dat jij jezelf zo lekker ontwikkelt’ bij. Het voelt ongemakkelijk. Alsof je jezelf moet bewijzen als ouder. Dat je wél overwicht hebt, wél consequent bent en niet over je heen laat lopen. En waarom voelt dat zo ongemakkelijk? Omdat je weet dat je het in de ogen van omstanders eigenlijk nooit goed kunt doen. Je bent óf te streng, óf te slap, óf te wat-dan-ook.
Daarom proberen we de situatie zo snel mogelijk op te lossen, om geen aandacht te trekken en gewoon door te kunnen met de boodschappen. En het perfecte middel om de driftbui direct te stoppen zit altijd in onze broekzak—een scherm is een snelle en makkelijke uitweg.
Maar ongemak is niet per definitie slecht. Het woord zegt het eigenlijk al: het is ‘ongemakkelijk’, maar niet onoverkomelijk. Wachten, je vervelen, je zin niet krijgen, iets spannends of nieuws meemaken—dit zijn de momenten waarop kinderen leren omgaan met emoties, hun creativiteit ontwikkelen en sociale vaardigheden oefenen. Het zijn precies die momenten waarin de magie (of de saaiheid en oneerlijkheid) van de wereld zichtbaar wordt.
Er gaat altijd iets verloren
Ik zeg niet dat je een scherm nooit meer mag gebruiken om een meltdown te voorkomen, maar het is belangrijk om te beseffen dat er altijd iets tegenover staat. Als we kinderen bij verveling voortdurend afleiden, leren ze dat verveling iets is wat direct opgelost moet worden en dat ongemak geen plek mag hebben. Ze krijgen nooit de kans om zelf te bedenken hoe ze met verveling of frustratie kunnen omgaan. Daarnaast leren we ze onbewust dat een scherm de ultieme afleiding is—voor álles. Voor verveling, voor frustratie, voor teleurstelling. Om ons vervolgens niet veel later af te vragen waarom ze er zo verslaafd aan raken…
Wat als we het anders doen?
Wat als we onze kinderen niet afleiden, maar juist uitnodigen om te kijken en te voelen? Om de wind in hun gezicht te voelen, de vorm van een wolk te bestuderen, onderweg roofvogels op paaltjes te spotten, te luisteren naar het geluid van een drukke straat of verhalen te verzinnen over de mensen die langslopen?
Wij weten nu precies hoeveel blauwe stoelen er in die meubelwinkel staan, hoeveel schilderijen met dieren er hangen en hoeveel verschillende kleuren meubelstof ze hebben. Waarom? Omdat we onze kinderen – terwijl wij een bank uitzochten – uitgedaagd hebben om rond te kijken en op onderzoek uit te gaan. ‘Mam, er hangt echt een heeeeel gek schilderij, met een koe! En daar groeien bloemen uit zijn kop! Dat kan toch helemaal niet?!’.
De wereld is voor kinderen een gigantische speeltuin vol verhalen, ontdekkingen en verwondering. Laten we ervoor zorgen dat onze kinderen het blijven zien. Ook als dat voor ons soms wat ongemakkelijk voelt.